vrijdag 23 mei 2014

Stem van een HOA

Ik ben een HOA. ‘t Lijkt wel een SOA. Doch, een seksuele aandoening is het niet, maar wel overdraagbaar. Op mijn vrouw, mijn kinderen, mijn omgeving. Ik trek hen mee in mijn cyclussen van hoop en wanhoop; van remedie en pijn.

Ik zie mijn vrouw twijfelen en neem het haar niet kwalijk. Wat kan ik haar nog bieden buiten herinneringen en een schaduw van mezelf? Geen geld, geen dak, geen beloftes, ge...en verhalen, geen passie. Slechts tranen een dorre zucht.

Ik ben een HOA, een hoogopgeleide anderstalige nieuwkomer. Ik behoor tot een doelgroep in deze maatschappij. Gemarginaliseerd, onthecht, vervreemd.

Ik ben niet altijd HOA geweest. Ooit was ik gezond, bekwaam; ooit bestond ik. Ooit was ik een man met een naamkaartje, een drukke agenda en een toekomst. Tot de geschiedenis me inhaalde en mijn boeken sloot.

Hier moet ik mezelf herschrijven, maar in een taal die me beknot en mijn stem amputeert. Ik moet mezelf herorienteren, maar waarheen? Alle stappen leiden naar gesloten deuren. En toch klop ik aan, als een bedelaar. Geef me een kans, geef me werk. Meestal hult de deur zich in een doods zwijgen. Soms spreekt ze holle woorden: “Je bent overgekwalificeerd. Je past niet in de bedrijfscultuur. Je Nederlands is niet perfect. Je lijkt te afwachtend.”

Hoezo afwachtend? Ik wacht niet, maar het wachten wordt me opgelegd. Ik draag het wachten als een muilkorf. Ondertussen volg ik les, werk ik voor niets, doorkruis ik het land van netwerkmoment tot jobbeurs. Al meer dan tweeduizend solliciatiebrieven verstuurde ik. Wachten?!

Natuurlijk wacht ik op die ene deur die zich, misschien, opent en die me, heel misschien, binnenlaat. Dan recht ik mijn schouders en glimlach. Maar de dofheid in mijn ogen kan ik niet verbergen. Doffe, vermoeide ogen. Niet de ogen waarop mijn vrouw ooit, in een ver verleden, verliefd werd. Waarin ze kon dromen, zei ze.

Zelfs de dromen zijn me ontglipt. Mijn loopbaancoach stelt me de dromenvanger voor als oefening om mijn jobdoelwit duidelijk te krijgen. Mijn jobdoelwit was duidelijk, overduidelijk, maar na al dat wachten vang ik geen dromen meer. Ik vang alleen nog in het niets. Jobdoelwit? Mijn CV is opnieuw wit. Blanco. Zonder verleden, zonder toekomst. Verloren in de mist.

dinsdag 18 februari 2014

Vogels tellen

Ik ben opgegroeid met het tellen van vogels; blauwborstje, gekraagde roodstaart, wulp, sperwer. Mijn eerste stapjes zette ik tijdens een betoging voor het behoud van de Maatjes, een akkergebied nabij Essen. Mijn eerste zinnetje riep ik tijdens een protestactie tegen een open stortplaats. Ik was het kind van natuuractivisten. Mijn ouders zagen met pijn in het hart hoe de na-oorlogse economie de natuur verdrong,  haar diversiteit nekte en haar wortels vergiftigde. Ze zagen dat en stonden op. Samen met honderden anderen. Eerst individueel. Dan organiseerden ze zich, in de straat, in het dorp, in de provincie; nationaal en internationaal. Milieu-activisten voorbij de grenzen verenigden zich. Allen met een eigen, lokale agenda, maar met internationale steun. Samen sterk. De milieubeweging is ondertussen uitgegroeid tot een bijna volwaardige stem in het maatschappelijke debat. De milieulobby heeft een zekere vorm van autoriteit ontwikkeld, die ook wordt erkend door haar vijanden. Binnenin davert de milieubeweging wel eens over de nodige discussiepunten, maar die worden intern uitgevochten, en betekenen uiteindelijk een verrijking en versterking.

Gisteren wandelde ik met mijn ouders door het Turnhouts Vennegebied, een parel in zijn schoonheid hersteld door lokale, nationale en Europese steun. Een prille lentezon weerspiegelde  de zilverreiger en de blauwe reiger in het donkere water; smalle poten, sierlijke hals. Mijn ogen gleden af naar de refelectie van mijn vader, rechte rug, trotse blik, gericht op de kolonie gruto’s aan de horizon: veel bereikt. Mijn ogen ontmoetten die van mijn moeder en in de rimpeling van het water las ik geloof, haar geloof in de wereld. Ik zocht naar mezelf en het duurde even voor ik besefte dat dat vermoeide, bleke gezicht het mijne was. Een gezicht dat sprak over verloren energie, verloren jeugd, verloren strijd, verloren hoop. Een traan drupte in het water en vormde kringen van verdrongen verhalen, verhalen van een kindsoldaatje in Congo, een gefolterde revolutionair in de Egyptische woestijn, een zieke wees in een Syrisch vluchtelingenkamp, een illegale prostituee in een smerig Brussels kamertje, een Afghaanse chirurg die wordt uitgescholden voor terrorist door zijn collega’s van de Antwerpse vuilnisdienst. Allemaal verhalen die namen dragen en al die gezichten vermengden zich in de kring van mijn traan op het Turnhoutse ven. Een luide snik ontsnapte uit de dieptes van mijn zijn. De reigers vlogen op.

De hele nacht wentelde ik me in de confrontatie met mijn eigen wanhoop. Ik telde de kreten van de bosuil, tot ik zelf mee begon te roepen. En wat een opluchting dat was! Hoe zalig om mijn stem weer te horen! Vannacht realiseerde ik me hoe erg de Egyptische revolutie me heeft getekend en me het zwijgen heeft opgelegd. Hoe ik drie jaar geleden dronken zweefde op de golven van euforie en hoop, om daarna telkens harder op de grond te botsen, keer op keer, geschaafd, gescheurd, opengereten, tot mijn veerkracht op, mijn hoop leeg en mijn stem hol. Ik zat recht in mijn bed en zong, vol en luid: “Irfa3 ra’sek anta masri, anta wahid illi nazla fil midan!” Inderdaad, hoofd recht! Ik heb gedaan wat ik kon, het is niet gelukt, maar ik mag niet in zelfmedelijden blijven hangen. Want dan pas ben ik echt verloren. De strijd in Egypte stond voor mij symbool voor een totale strijd, tegen het imperialisme, het kapitalisme, tegen onbegrip en haat. En de strijd in Egypte hebben we voorlopig verloren omdat we te veel tegen waren, niet voor. Wat was ons alternatief? We hadden geen duidelijk zicht op de kaart, we werden pionnen in een spel dat boven onze hoofden werd gespeeld. We kenden het veld onvoldoende; we hadden onze vogels niet geteld.


En laat me dat nu geleerd hebben van mijn ouders. Alvorens je tot actie komt, moet je de vogels geteld hebben. Je moet weten wat je hebt, waar ze zitten, hoe ze zingen en welke machtsverhoudingen er bestaan. Elk van ons telt binnen de eigen mogelijkheden de eigen vogels. En al die kleine tellingen vormen een grote som, een sterk nummer, klaar voor de strijd. Grass root noemen ze dat. Als de instanties rot zijn, moeten we van beneden uit opnieuw beginnen en onontgonnen wegen durven verkennen. Eerlijk en open, alsof je alles voor het eerst ziet, want dan pas herken je de kiemen voor verandering. En zo stond ik deze ochtend op en keek in de spiegel. En wat ik waarnam deed me glimlachen. In dat schijnbaar uitgebluste gezicht sprankelden mijn ogen groene en grijze sterretjes. Er is hoop. In mijn ogen, in jouw ogen. We zijn de generatie van teleurstelling en burnout, maar samen zullen we dit overstijgen. Moeten we dat overstijgen, met vleugels van hoop. Elk op onze eigen manier en in onze eigen strijd, maar wetende dat we niet alleen zijn. Dat we er voor elkaar zijn. Ik ga alvast mijn vogels tellen en meezingen, in de hoop om weer te vliegen. 

vrijdag 7 februari 2014

Communicatie voorbij de schaamte

Communicatietraining, communicatiestrategie, communicatiebeleid, nog nooit werd zo veel aandacht gegeven aan communicatie. En nog nooit verliep communicatie zo oppervlakkig en gekunsteld.

Begrijp je me? Heb je gehoord wat ik zei? Snap wat ik bedoel? Hoe interpreteer jij dit? Wat denk je te hebben begrepen? Hoe zou jij dit vertalen? Een monotoom gejank in de sleur van de rationaliteit.

Ik voel veel meer dan de nood om begrepen of verstaan of vertaald te worden. Ik voel een intense noodzaak om gevoeld te worden, een gevoel dat het denkvermogen overstijgt.

Voel jij dit? Voel jij mij? Wat voel jij?

Ik voel dat het (h)erkennen van de gevoelens achter de communicatie ons, jou en mij, tot de essentie kan brengen. Tot ons ware zijn. Om als twee unieke deelnemers onze verschillen te omarmen en toch tot het gemeenschappelijke te komen.

En zo komen we tot de oorsprong van communicatie. Communicare, als deelnemen. Communis, als dat wat gemeenschappelijk is.

Aan iets deelnemen, doe je vanuit jezelf. Met je eigen ik en je eigen lichaam. Hiervoor moet je jezelf kunnen en durven blootgeven aan de andere deelnemers. Helaas  wordt blootgeven geinterpreteerd – begrijp je wel? – als een vorm van zwakte. Je blootgeven ontketent een gevoel van schaamte, van ongeoorloofde vrijheid – rationeel vertaald als een dierlijke vrijheid. Mens versus niet-mens.

Wel, ik voel me niet langer beschaamd me bloot te geven. Zwak? Nog nooit zo sterk gevoeld. Beschamend? Nog nooit zo trots gevoeld. Beklemmend? Nog nooit zo vrij gevoeld. En nog nooit zo menselijk. Want wat is er humaner dan proberen elkaar te voelen, verschillende mensen die samen deelnemen aan dat wat hen nog menselijker maakt? Communicatie als een tastend proces in de zoektocht naar het gemeenschappelijke, het ware zelf, dat alles verbindt. 

Voel jij ook dit kloppende hart van communicatie? Wil je er samen met mij op bewegen en dansen? De schaamte voorbij, in en met ons pure ik. 



maandag 13 januari 2014

De dood als doel


Elke dag stel ik werkzoekenden dezelfde vraag, wat ze wensen te bereiken in/met hun leven? Samen bekijken we hun competenties en mogelijkheden, we vangen dromen en proberen die om te zetten in een stappenplan, of beter nog, een actieplan. Ikzelf heb genoeg actie. Ik verberg me achter stapels werk, de opvoeding van drie kinderen, huishoudelijke en maatschappelijke verplichtingen. Voorlopig hoef ik me die vraag over het doel van mijn leven niet te stellen. Of toch? Wat is die uiteindelijkheid waarheen ik hoop dat mijn stappen me zullen leiden?

Wat hoop ik te bereiken? Ik koester geen professionele of materiele ambities. Uiteraard streef ik naar geluk voor mij en mijn kinderen, voor mijn dierbaren en de wereld. Maar het geluk van mijn kinderen en de wereld heb ik zelf niet in handen. Mijn eigen geluk daarentegen hangt af van mijn eigen eerlijkheid jegens het leven. En jegens de dood.

Wat ik echt hoop te bereiken, is dat ik vanuit een ultiem gevoel van geluk en van intense rust, vanuit een (h)erkenning van het goddelijke in mijn diepste wezen, een volmondig ja tegen de dood durf te zeggen. Dat ik in alle eerlijkheid de dood durf te verwelkomen wanneer die me in de ogen kijkt. En dat ik in de dood de pure lichtbron in het hart van de corona mag aanschouwen, zonder mijn eigen ogen neer te slaan. Ik hoop dat ik op een dag klaar ben om te vertrekken op die uiteindelijke reis, die me, insha’Allah, thuis zal brengen.

De dood als poort naar huis. Maar daarvoor moet ik eerst de nevels van me afwerpen en uit mijn eigen schaduw treden. De competenties die ik daarvoor nodig heb? Durf, eerlijkheid, geloof, doorzetting en geduld. Mijn stappenplan? Mezelf stap voor stap ontsluieren voor mezelf om zo, diep in mezelf, de onsterfelijkheid te ontdekken. Mijn actieplan? Mijn leven te leven in een voortdurend bewustzijn van de eenheid van ons allen, daarnaar te handelen en het ten volle te aanvaarden. Mijn doel in dit leven? Ooit, op dat ultieme moment waarin het wereldse slechts een verzuchting blijkt van de eindeloosheid, de schoonheid van de dood te ervaren.


donderdag 2 januari 2014

Drama van het individu

We weten het al lang; ben je arm, dan heb jij niet de juiste kansen gegrepen. Ben je langdurig werkloos; dan ligt dat aan jouw eigen gebrek aan werkwillendheid. Heb je een burnout, dan is dat omdat je als individu de verkeerde prioriteiten stelt. Kortom, het individu creëert zijn eigen hemel of hel; jij bent je eigen god. De maatschappij is slechts het decor waarin jij acteert. Er is geen ruimte voor toeschouwers, geen ruimte voor zelfreflectie, want de acteur doet het alleen. Nu ja, alleen, weliswaar onder strikte controle van de regisseur. En als de acteur zijn rol niet volgens de regels van Het Boek vervult, wordt hij geGASsioneerd of erger nog, verdwijnt hij achter de coulissen, buitenspel, verworpen uit de canon van de geschiedschrijving.

De individualisering is de nieuwe religie en het almachtige individu de nieuwe tempel. Maar o wee als het individu wordt aangesproken over zijn interactie binnen het bredere rollenspel, in zijn relatie tot het andere individu, in een context van gedeelde verantwoordelijkheid. Dan verschuilt het zich achter zijn individuele beperktheden en relativiteit. Dan is het individu plots niet meer dan een kleine schakel in een spel waarin geen plaats is voor zijn individuele stem. Dan verschraalt het tot een deel van het decor. Want verantwoordelijkheid geldt enkel in de creatie van het eigen epos. Helaas schrijft de protagonist in zijn narcisme de tragedie van de ander. Maar daaraan heeft onze held geen boodschap. Immers, hij laat zich maar al te graag verblinden door de schijnwerper waarin hij zelf wil staan, in de illusie van eeuwigheid, doodsbang voor de duisternis van de ander.

Echter, die duisternis creëert hij zelf. Die duisternis huist in hemzelf. Want echt licht komt alleen voort uit warmte, tenzij het een reflectie is, maar ook dan is de oorspronkelijk bron warmte. Het individu, ogenschijnlijk helemaal alleen in zijn spel, is koud, heeft externe warmte nodig om in het licht te staan. Het is de regisseur die bepaalt welke acteur in de schijnwerper komt. En zo kan de held plots de anti-held worden, beschimpt en verdoemd. Ach wat, het was zijn eigen fout, nietwaar?


In onze individualisering worden we steeds meer de speelbal van de regisseur, van de neoliberale politiek. Als we ons eigen individu willen redden, zullen we de andere acteurs moeten betrekken, hen bij de hand nemen, ook diegenen achter de coulissen. In interactie en dialoog met elkaar, in een gezamenlijk drama waarin we allemaal helden kunnen zijn. Helden uit wiens warme harten het licht ontspringt. Samen licht.