dinsdag 7 mei 2013

Zin


Allah schonk me een talent. Een eenvoudig talent: het schrijven. Creatief schrijven. Het waren mijn handen die de pen vasthielden, mijn vingers die het keyboard betimmerden. Het was Allah die me gidste doorheen de letters, woorden en stilistische constructies. En in dat proces van zingeving ontdekte ik de zin van het leven: de liefde voor de Zingever zelf.

Schrijven was vaak intenser dan het gebed. Schrijven was bidden. Was binden, me binden aan het goddelijke, en de goddelijke band vertalen in woorden. En hoe dieper ik in gebed was, hoe puurder mijn schrift. Hoe meer ik nadacht, hoe geknutselder mijn gepruts. Schrijven deed ik vanuit mijn hart, mijn ziel, mijn zijn.

Ik schreef, dus ik was. Maar, ik ben niet meer. Ik heb mijn gebed ontheiligd door het te verwaarlozen. Te lang heb ik niet meer geschreven. Mijn woorden zijn versteend, mijn leestekens verlept. Elke pen in mijn handen verdroogt. De inkt wil niet langer stromen, de zinnen haperen. De zin,mijn zin, bestaat nog slechts uit imperatieven. Uit zogenoemde verplichtingen. Werk, niet schrijven! Vooruit, niet stilstaan! Als zwaarden doorkliefden de uitroeptekens mijn liefde. Ze verlamden mijn handen en doodden mijn zingeving.

En vandaag, 7 mei 2013, op mijn vijfendertigste verjaardag, nu schrijf ik toch, met het bloed dat uit de wonde stroomt. Mijn Zingever is barmhartig. Ik krijg nog een kans. Om dankbaar te zijn voor wat was, is en zal zijn. Om op mijn knieen mijn uitroeptekens te relativeren en in mezelf de vraagtekens te koesteren die aan de bron liggen van het schrijven, het zijn, de zingeving. Oh Allah, dat ik me weer mag laten leiden door de Zin Zelve. 

De zeven chakra’s van de islam


Dit schrijven is geen bekeringspoging, want ik geloof niet in bekeren. Ik geloof in thuiskomen. En dat is bij mij gebeurd toen ik, acht jaar geleden op een zomerochtend in een Kempens bos, bewust door mijn knieën zakte en mijn voorhoofd op het mos drukte. Mijn traan vermengde zich met de dauw. Ik was thuis gekomen. En nu nog altijd kom ik vijf keer per dag thuis, op mijn gebedstapijt.

Allahu akbar, ik breng mijn handpalmen naar buiten, ter hoogte van de vijfde chakra, kwetsbaar en bloot, de goddelijke woorden zuiveren mijn keel. Recitatie als een vorm van meditatie. Ik hoef de Koran niet helemaal te begrijpen om me te laten beroeren door zijn schoonheid. Het is een oefening in waarnemen en loslaten. Waarnemen hoe de klanken trillen, dansen, vormen; om ze vervolgens te laten zijn wat ze zijn: symbolen van en voor het Ene.

Ik plooi mijn handen over mijn borst. Bismillah al rahmani al rahiem. In de naam van God, de erbarmer en  barmhartige. De trillingen strelen mijn hart, beroeren mijn emotionele zijn en stralen in harmonie. Het gebed zuivert het hart, opent de vierde chakra, brengt mij nader tot mezelf, tot jou, tot God. Ik voel me dankbaar voor het leven, het nu, het zijn.

Via mijn kruin of de zevende chakra stroomt de energie van de Universele Bron doorheen mijn ruggengraat. Wervel per wervel. Ik sta. Ik ben. Ik adem. Jouw adem. Alhamdulilahi rabbi al alamien. Glorie voor de gids van de werelden. In de Koran komt de woordkern ‘alm’ (de letters ayn, lam, mim) heel vaak voor. Afhankelijk van de opbouw van het woord,  verwijst het naar ‘de wereld’, ‘het teken’, ‘de kennis’. God creëerde de wereld(en) als teken, opdat wij in onze eindigheid de goddelijke oneindigheid zouden kunnen kennen.

Oh ja, ik ken, ik herken, ik erken. Ik hoef daarvoor niet te vatten. Ik laat de kennis gebeuren. Overtuigd en zoekend. Zelfbewust en versmolten. Geworteld in mijn eigen gronden van identiteiten, als reizigster, vrouw, moeder, activiste, moslima. En vanuit die basis sta ik open voor anderen; mijn takken reiken naar jou en naar de universele Bron.  Mijn eerste chakra vermengt zich met de Eenheid van de Anderen. Ik voel me verenigd met het Leven zelf. Ik ben thuis!

En dan kniel ik en druk mijn voorhoofd tegen de grond,volg  de mediaan die me verbindt met de Kaaba, de zwarte steen waarnaar alle moslims zich richten tijdens het gebed, het spirituele centrum van het bestaan. Mijn verstand ontspant zich, bekijkt de wereld vanuit het perspectief van het derde oog of de zesde chakra en zucht dat alles goed is zoals het is. Alhamdulilah. God zij dank.

Uit de diepten van mijn onderbuik, mijn tweede chakra, borrelt de lava in een stroom van dankbaarheid en liefde voor dit moment van intense intimiteit met mezelf, de Ander, de Ene. Het voelt niet aan als een controleverlies, maar als een ode aan de vrijheid. Vrijheid van keuze, van zijn, van creatie.

In kniezit op mijn tapijt, klein en nederig, me bewust van mijn zwakheden, ben ik sterker dan ooit. Elk gebed dient als een spiegel. Bij elke beweging leer ik mezelf beter kennen. Elke knieval is een nieuwe kans. Elke recitatie ontsluiert nieuwe betekenissen die mij inspireren en gidsen in mijn voortdurende dans met het leven. Mijn derde chakra bruist krachtig. In mijn buiging voor God voel ik me zo humaan. Amien.