vrijdag 6 december 2013

Thuis bij mezelf



Zes jaar geleden schreef ik het boek Thuis in de islam. Een ode aan de Koran, de Boodschapper, het geloof en het leven. Nog altijd kom ik elke dag thuis in mijn gebed. Nog altijd is het leven voor mij een dagelijks thuiskomen. Maar wat is thuis? Een thuis is dynamisch en contextueel gebonden. Het is de plek die mijn herinneringen herbergt, het is de oranje gloed op mijn door groottante geweven bedsprei bij zonsopgang, het is het litteken dat mijn dochtertje ooit kraste in de scheefgezakte houten voorpoort. Maar thuis is ook veel meer dan dat. Thuis is waar ik mezelf kan zijn. Thuis is waar ik mezelf ben. En tussen die twee, kunnen en zijn, ligt een immens verschil.

Na jaren van omzwervingen,  prikken, bloeden, likken, vallen en opstaan, weet en voel ik wie ik kan zijn. Ik ben geen vreemde voor mezelf. Bij mezelf kan ik mijn ware ik zijn. Kan. Dat betekent niet dat ik dat ook ben. Niet altijd althans. Eigenlijk slechts op die zeldzame momenten waarin ik mediteer, bid en schrijf. Of wanneer ik met de kinderen een sprookje beleef en doorleef. Mijn kinderen zijn mijn spiegel. Ze confronteren me dagelijks met hoe ik wil zijn: ik wil mezelf zijn, altijd en overal. Alleen door mezelf te zijn, ben ik. Wezenlijk, integer, echt. Goddelijk.

Maar hoe kan je jezelf zijn in een context waarin je steeds moet vechten? Het leven is een strijd en je moet sterk zijn. Dat onthouden we van de schoolbanken. Maar is dat wel zo? Moet het leven een strijd zijn? En moeten we altijd sterk zijn? De vuistjes van mijn oudste dochter verharden zich wanneer ze naar school vertrekt, zich voorbereidend op de competitie van toetsen, winnen en liever de dader zijn dan het slachtoffer. Haar schouders hangen uitgeput ingezakt wanneer ze thuis komt, thuis, waar ze heel even zichzelf kan zijn, om morgen weer als figurant te spelen in een spel waarin ze zich van zichzelf vervreemdt. Versterkend? Hoe sterk is ze als ze zichzelf niet meer mag en kan zijn?

Ze mag geen fouten maken, want dat is een teken van zwakte, van afwijking zelfs. Concentratiestoornissen. We zijn rationele wezens en fouten zijn irrationeel, niet menselijk. Ze is 7 jaar en ze werkt tegen de tijd. Tien oefeningen op een minuut. Niet ingevuld is fout. Tegen de tijd? Dat is zo tegennatuurlijk. Kinderen hebben de gave om in de tijd te leven, en die pakken we hen gewelddadig af. Vanuit hun grenzeloze tijdloosheid sleuren we hen naar het tijdperk van zandlopers, klokken, alarmen en verstikkende grenzen. Geen antwoord is fout. Stilte is zwakte. En zo kneden we hen tot schreeuwende slaven van het materialistische rationalisme. De op voorhand verloren strijd tegen stress als verscheurende identiteit. En om te mogen ontstressen moet je eerst binnen de zestig seconden tien op tien hebben behaald. Dan krijg je een sticker, erkenning, een toekomst. 

Met lede ogen zie ik dit gebeuren. In plaats van mijn dochter hiervan te beschermen, zoals een liefhebbende ouder beoogt te doen, breng ik haar dagelijks in gevaar. Want zo is de wereld nu eenmaal, en ik moet haar harden. De school zal haar voorbereiden op de realiteit. Maar die realiteit is zo fictief! Die realiteit, die creeren wij! En gestaag doe ik mee aan het consolideren van een realiteit waarvan ik mezelf en mijn kinderen wil beschermen. Mijn kinderen, alle kinderen, hebben het recht om te zijn wie ze zijn. Te mogen zijn. Te kunnen zijn. Te zijn. En om hen dat recht te garanderen, moet ik eerst bij mezelf beginnen. Ik hoef me niet te isloleren van de maatschappij. Ik hoef geen schim te worden in de mistige periferie van het leven. Ik moet alleen mijn zintuigen en hart openen voor alternatieven. En om dat te kunnen doen, moet ik mezelf zijn. In alle eerlijkheid en openheid. Vrij van angst en tijd. Vrij om thuis te zijn bij mezelf. 

De zoektocht naar mijn thuis is al lang geleden begonnen, al toen ik als kind uit mijn tijdloze thuis werd verjaagd door het spook van de tijd. Het wordt tijd dat ik weer thuis kom. Thuis bij mezelf.