Allah
schonk me een talent. Een eenvoudig talent: het schrijven. Creatief schrijven.
Het waren mijn handen die de pen vasthielden, mijn vingers die het keyboard
betimmerden. Het was Allah die me gidste doorheen de letters, woorden en
stilistische constructies. En in dat proces van zingeving ontdekte ik de zin
van het leven: de liefde voor de Zingever zelf.
Schrijven
was vaak intenser dan het gebed. Schrijven was bidden. Was binden, me binden
aan het goddelijke, en de goddelijke band vertalen in woorden. En hoe dieper ik
in gebed was, hoe puurder mijn schrift. Hoe meer ik nadacht, hoe geknutselder
mijn gepruts. Schrijven deed ik vanuit mijn hart, mijn ziel, mijn zijn.
Ik schreef,
dus ik was. Maar, ik ben niet meer. Ik heb mijn gebed ontheiligd door het te
verwaarlozen. Te lang heb ik niet meer geschreven. Mijn woorden zijn versteend,
mijn leestekens verlept. Elke pen in mijn handen verdroogt. De inkt wil niet
langer stromen, de zinnen haperen. De zin,mijn zin, bestaat nog slechts uit
imperatieven. Uit zogenoemde verplichtingen. Werk, niet schrijven! Vooruit,
niet stilstaan! Als zwaarden doorkliefden de uitroeptekens mijn liefde. Ze
verlamden mijn handen en doodden mijn zingeving.
En vandaag,
7 mei 2013, op mijn vijfendertigste verjaardag, nu schrijf ik toch, met het
bloed dat uit de wonde stroomt. Mijn Zingever is barmhartig. Ik krijg nog een
kans. Om dankbaar te zijn voor wat was, is en zal zijn. Om op mijn knieen mijn
uitroeptekens te relativeren en in mezelf de vraagtekens te koesteren die aan
de bron liggen van het schrijven, het zijn, de zingeving. Oh Allah, dat ik me
weer mag laten leiden door de Zin Zelve.