dinsdag 10 april 2012

rustige nachten

Het persoonlijke is politiek en politiek is het persoonlijke. Te persoonlijk. Mijn god, politiek ligt tussen mijn lakens, fluistert in mijn oren, penetreert mijn dromen! Ik kan het niet meer aan.
Neem nu mijn bevalling. Ik was uitgerekend voor 25 januari, de verjaardag van de Egyptische revolutie. Meteen dachten we aan namen aan Tahrir of Tahrira – het arme kind! Door de stress en de vermoeidheid van een uiterst hektisch en onstabiel leven in Egypte ben ik te vroeg bevallen, op 17 december, jawel, op de verjaardag van de Tunesische revolutie – en bij uitbreiding van de hele Arabische revolutie. Het was een jongen. Ik was alleen. Ik noemde hem Haroun, naar de broer van Mozes. Haroun, die de boodschap van Mozes vertaalde. Haroun, die kon spelen met woorden. In de hoop dat mijn Haroun de boodschap van deze revolutie zal kunnen vertolken in elke levensstap die hij zet.
Haroun was prematuur. Ik speelde menselijke couveuze, door hem mijn warmte te geven, mijn melk, druppel per druppel met een flesje, zijn keeltje masserend om te slikken. 24 uur op 24. De televisie om me wakker te houden. Maar opnieuw marcheerde de revolutie ons leven binnen en overschreeuwde onze intimiteit. Wanneer soldaten een gesluierde vrouw sloegen en ontkleedden, mengden mijn tranen zich met mijn melk. Mijn man geraakte het land niet uit. De vliegtuigmaatschappijen hadden hun vluchten geannuleerd. Haroun en ik alleen. Vechtend voor onze eigen revolutie: een van 10 gram per dag. Negen dagen duurde de onze. Toen greep mijn Haroun de borst en liet niet meer los! De Egyptische revolutie werd opnieuw onderdrukt in een nevel van bloed en geweld. Stilte heerste nadat activisten waren verdwenen of vermoord. Het leven ging verder nadat de doden waren geborgen onder maagdelijk witte lakens.
Ook ons leven ging verder. Op zijn twee maanden maakte Haroun zijn luchtdoop boven de Middellandse Zee, richting Cairo. De lucht woog zwaar en depressief, helemaal anders dan een jaar geleden. De hele stad leek zwanger van een intens rouwen. Kleuren en geuren ongepast. Zo ook mijn familie. Grauwe gelaatstrekken die slechts oplichtten toen ik Haroun in hun armen legde. Er is hoop! Mijn vrienden verstopten hun ontgoocheling achter cynisme, met Facebook als ultieme wapen om het politieke circus te bespotten. ‘Vrijdag Tahrirdag’ was voorbij. Vrijdag werd pannekoekendag.
Oh ja, er werd nog wel naar Tahrir gegaan, om te protesteren tegen het vonnis dat de maagdelijkheidstesten legitimiseerde, bijvoorbeeld. ‘Onze jongens’ mochten de benen van ‘de hoeren van Tahrir’ spreiden. Uiteraard. Want overal kunnen geheimen liggen. En de staatsveiligheid behoeft geen ethiek. Plots haatte ik dit land en zijn mannen. Mijn eigen man katapulteerde ik totaal onterecht tot symbool van de patriarchale militaire dictatuur. De hele SCAF in mijn bed. Hartkloppingen en woedeuitbarstingen van de stress. Totdat Haroun mij de boodschap van mannelijke onschuld vertaalde en ik me uitgeput in de armen van zijn vader wierp.
Maar na enkele vredevolle nachten wrong de revolutie zich opnieuw een weg tussen onze lakens. Suleiman, CIA man en folterexpert, is kandidaat voor de presidentsverkiezingen. ‘Suleiman’, hoor ik mijn man elke nacht zuchten. ‘Suleiman’, knarsen zijn tanden. ‘Suleiman!’ werpt het hele bed zich omver. ‘Ik wil rust!’, brul ik dan sloganesk. Ik wil rust in de nacht, in mijn dromen, in mijn hart. Ik wil rust, want ik kan niet meer. En net dat is wat de SCAF beoogt: dat de mensen bedelen om rust. En net dat is wat de SCAF hen valselijk belooft.
Vergeef mij, ya Umm al Dunia, ik heb je verraden. Ik heb gekozen voor rust. Ik verlaat je. Ik draai je mijn rug toe, ik trek naar het Noorden. In de schijnheilige utopie in Belgie rust te vinden.