De pendelende migrant
Ik ben een halftijdse migrant. Ik ben een pendelende migrant. Ik ben een zoekende migrant. Mijn migratieverhaal bepaalt wie ik ben, hoe ik voor je sta. En zelfs al ben ik fysiek heel aanwezig nu, hier, bij jou, ondertussen reis ik.
Ja, ondertussen reis ik. Tussen Egypte en Belgie, Belgie en Egypte, Egypte ... Belgie ... Herinneringen neem ik mee, als het kaartje aan een reiskoffer. Familie draag ik in mijn hart, vrienden in mijn identiteit.
En ondertussen reis ik, steeds verder, horizon en thuis versmolten. Niet Belgie, niet Egypte, maar hier. Thuis, dat ben ik. Mijn hart dat klopt op de beat van het leven, mijn bloed dat stroomt in de aders van de creatie, mijn gebeden die ik richt tot de ene.
En ondertussen reis ik, met een pas en een visum, met een geschiedenis en dromen, met verlangens en angsten. Een voortdurend opboksen tegen maatschappelijke kaders die me willen ketenen. Ik moet een keuze maken, hier of daar. Tussenin ligt de val. Pas op!
En ondertussen reis ik, zoals een regendruppel die opstijgt uit het schuim van de oceaan, om na nevels, wolletjes, wolken zich als een parel opnieuw te vereeuwigen in de baren van zijn moeder. Mama! Sluit me in je armen en wieg me tot ik niet langer pieker over het waar.
En ondertussen reis ik. Wat zijn reizen en heimwee meer dan de groei van die parel? Dan de toverbol van het leven. Hij verandert van kleur en geur tot alleen de maagdelijke kern overblijft. Die kern waarnaar we allen verlangen, maar tevens willen afremmen, want de kleuren zijn toch zo mooi! Laat me gewoon genieten!
En ondertussen reis ik ... de eeuwige migrant. Halftijds migrant? Nee hoor, zooooo voltijds! Pendelend? Waar is mijn thuis dan? Zoekend? Jaaaaaa! Ben ik eigenlijk wel een migrant? En wat is dat? Wat is migratie? Ja, wat is dat, migratie?
Migratie is
Migratie is pijn. Wakker worden en meteen weer willen dromen. Dromen van daar. Dromen van een thuis waar niet langer een koffiezetapparaat pruttelend op me wacht. Want dat staat hier koud te wezen. De koffie hier is tranenzout. En druppelt traag, traag, traag een bodemloze val.
Migratie is verdriet. De krop in mijn keel die een rustige ademhaling verhindert. Een ademhaling die snikkend hapert in een poging lucht te happen. De lucht daar is fris van levenslust. De lucht hier weegt zwaar vol afwachting van, van, van, ik weet niet eens waarvan.
Migratie is wachten. Een voortdurend wachten op een verleden dat donderend aan mij is voorbijgegaan. Ik heb de trein naar de toekomst gemist. Op het perron kijk ik hoe hij zich steeds verder verwijdert naar einders, waarvan ik de moed niet heb hen te verkennen, want ik ben te moe oe oe om de rails te volgen.
Migratie is vermoeidheid. Man, wat ben ik moe wanneer ik mijn ogen open in pijn, het ochtendgloren niet kan inhaleren door verdriet en het wachten niet langer draagbaar is. En ondanks de uitputting blijf ik, blijf ik, blijf ik. Ik blijf.
Migratie is doorzetting. Waarom blijf ik? Omdat iets me hier houdt. Liefde, werk, vlucht, het lot zeg maar. Het lot zalft mijn eigen onvermogen om te definieren wat me hier houdt. Zo vaag het lot is, zo sterk mijn geloof erin. Omwille van wat het lot zegt, moet ik, moet ik, moet ik. Ik moet!
Migratie is starheid. Ik, of het lot, heeft mijn weg bepaald en ik, of het lot, was daarin vrij. Mijn zijn hier stond in de sterren geschreven. De zonnestelsels schitteren eindeloos in hun duisternis, ver weg, heel ver weg. Ik ben hier. Minuscuul klein in een ruimte die niet de mijne is, maar waar ik desalnietemin ben en die ik de mijne zal maken. Van mij, van mij, van mij!
Migratie is verinnerlijking. Ik zal de pijn, het verdriet en het wachten inherent van mij maken. Ik neem die opdringerige lifters mee en samen zoeken we ons een weg naar, naar HIER. Want hier, ja hier, zullen we ons kamp opslaan. Hier zullen we onze matrassen spreiden, onze ogen oprichten naar de maan die het DAAR weerspiegelt en zal mijn koffiepot me uit mijn apathie pruttelen, in eenheid met het vreemde, het daar en het hier. Het hier en het daar. Daar hier daar ...
Migratie is ontwaken. Wakker worden uit een waas van vanzelfsprekendheden en routines. Voorzichtig de ogen open en nieuwsgierig rondkijken. Niet goed weten waar ik ben en waarom ik hier ben. Stilaan versplinteren de droomscherven en een diepe ademhaling blaast een nieuwe glazen bol, die ik nog niet vatten kan. Wat, wie, hoe, waarom en waar naartoe?
Migratie is ontdekken. Mezelf lezen in de ogen van de ander in een poging zijn woorden te zingen in een lied dat ik niet voel. Nog niet. Misschien nooit. Mezelf door de kier in de deur wringen en me nestelen in de kussens van een sallon waarin ik slechts een muurbloempje ben, of een bezienswaardigheid. Iets vreemds, raars, zowel voor hem als voor mij. Hunkerend naar erkenning, een reikende hand die me uitnodigt om te dansen, te spelen, te leeeeeeeeeeeven.
Migratie is thuiskomen. Het verlangen naar aanvaarding, naar geborgenheid. Ontwaken in de ontdekking dat ik hier thuis ben. Dat hier en daar versmolten zijn in de extatische eenheid van mijn eigen zijn. In de hoop dat ik dat zijn mag doorgeven aan mijn kinderen, aan de geschiedenis, aan jou. Mag ik, toe, toe, toe?